De opdracht is om bij de andere groep de wimpel te veroveren. Iedere groep heeft op zijn speelveld een vrijplaats waar de wimpel wordt verdedigd. De grootte van de vrijplaats en hoe de wimpel is vooraf vastgesteld en door de leiding gecontroleerd. Het is te verkiezen om op de eigen speelhelft te spelen, op dat gebied ben jij de baas. Je kunt er levens proberen te veroveren. Zo'n leven is een wollen draad die door alle spelers dwars over de borst gedragen wordt. De groepen hebben een verschillende kleur draad. Als een speler zijn leven kwijt is -de draad kapot getrokken- moet hij eerst naar de spelleider om een nieuw leven te halen. Daarna mag je weer meespelen.
Als het een beetje tegenzit is de wimpel binnen een paar minuten gepakt. Een oplossing daarvoor: De wimpel bestaat bijvoorbeeld uit 10 linten vastgemaakt aan een stok. Per keer mag er maar 1 lint meegenomen worden. De groep die als eerste een kale stok overhoudt is verloren. Als je in de vrijplaats van de tegenstander bent doorgedrongen ben je vrij, er mag dan geen leven van je worden afgepakt.
In het spel zal gezocht worden naar een bepaald evenwicht tussen aanvallers
en verdedigers. Dat kun je beïnvloeden door als spelleider per groep
een verdeling te maken in aanvallers en verdedigers. Nog beter is het om
dat de groep zelf te laten doen. Wel kun je erop wijzen snel gebruik te
maken van een zogenaamde overtalsituatie: een speler zonder leven kan op
dat moment niets uitrichten, hij moet eerst naar de centrale plaats.